De wilde kat (Felis silvestris) vertoont een opvallende gelijkenis met zijn tamme verwanten.
De Europese wilde kat heeft het uiterlijk van een oversized, gespierde tabby en heeft een lange, dikke vacht, een brede kop en een relatief plat gezicht. Het is vrij compact, met korte benen, wijd uitgezette oren en een staart die gewoonlijk slechts de helft van zijn kop en lichaamslengte overschrijdt. De vacht heeft goed gedefinieerde donkere strepen op het hoofd, de nek, ledematen en langs de rug, terwijl de dikke stompe staart is gemarkeerd met donkere ringen en een zwarte punt.
De voornamelijk ’s nachts actieve wilde kat leeft vooral van knaagdieren, maar heeft een gevarieerd dieet bestaande uit o.a. kleine vogels, kikkers en insecten. Af en toe worden grotere prooi-items genomen, zoals konijnen en hazen. Het jaagt bijna uitsluitend op de grond, waar het langzaam en stil beweegt, en lettend op de bewegingen van prooi. De wilde kat heeft een uiterst gevoelig gehoor en kan de kleinste bewegingen van zijn prooi detecteren, evenals een uitstekend nachtzicht waarvan wordt gedacht dat het ongeveer zeven keer beter is dan mensen. Ten opzichte van zijn grootte is de wilde kat even krachtig als elke andere kattensoort. Zijn prooi wordt neergehaald met vlijmscherpe klauwen en gedood met een dodelijke beet in de nek of door verstikking. Alles wordt geconsumeerd, inclusief pels of veren en botten, welke uiteindelijk via een braakbal verwijderd worden.
De wilde kat is een schuw, solitair levend dier dat haar territorium fel verdedigt, waarbij mannetjes doorgaans een groter territorium hebben dan vrouwtjes. Geur is de belangrijkste manier van communicatie en de uitwerpselen worden achtergelaten op opvallende plaatsen, zoals op graspollen, en urine wordt op bomen gespoten om de grenzen van het territorium te markeren. Het vrouwtje word verschillende keren per jaar krols, maar het is gebruikelijk dat slechts een enkel nest van drie tot zes kittens wordt geproduceerd. De jonge dieren worden opgevoed in verlaten vossenhol, dassenburcht of konijnenburcht. De kittens worden blind en hulpeloos geboren en openen hun ogen voor het eerst op een leeftijd van 7 tot 12 dagen en worden mobiel rond vier weken, wanneer ze buiten het nest beginnen te spelen. Om de kittens de vitale vaardigheden bij te brengen die nodig zijn om een prooi te doden, brengt de vrouw levend voedsel naar het nest en stopt ze na zes tot zeven weken om de jongen te voeden met haar melk. De jongen beginnen het vrouwtje te volgen op jachttochten als ze ongeveer tien weken oud zijn, onafhankelijk worden en op zoek zijn naar hun eigen territorium rond de leeftijd van vijf tot zes maanden. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke wilde kat kunnen zich voortplanten vanaf ongeveer een jaar oud, hoewel mannetjes in het bijzonder waarschijnlijk niet zullen broeden totdat ze hun eigen territorium hebben afgebakend.